(Pers)Bericht

 

PZHProvincie Zuid-Holland - 06 juni 2011

Overzicht van ingekomen vragen en antwoorden, naar aanleiding van informatieavonden over de RijnlandRoute op 14 en 15 juni 2011

Dit overzicht is afkomstig van de PZH site:

Vragen Antwoorden
1. Wat is het doel, of wat zijn de doelen, van een verbindingsweg tussen de A4 en A44? Als deze weg belangrijk is voor het bedrijfsleven, dan geldt dat voor Leiden, dan lijkt het logisch om de weg in Leiden aan te leggen.

In de regio Holland Rijnland staan dagelijks files op de N206 Katwijk-Leiden. Dit komt doordat de huidige route door Leiden het verkeer niet aankan. Daarnaast zijn er te weinig oost-westverbindingen in de regio om het huidige en toekomstige verkeer aan te kunnen. Van noord naar zuid zijn er voldoende wegen, te weten de A44 en de A4. Van oost naar west zijn er te weinig wegverbindingen om de vraag naar mobiliteit aan te kunnen. Als de mobiliteit onvoldoende wordt gefaciliteerd werkt dit remmend op de ruimtelijk-economische ontwikkelingen, nieuwe woningen kunnen niet gebouwd worden en de regionale economie stagneert. Daarnaast ondervinden bewoners negatieve gevolgen op het gebied van leefbaarheid, woongenot en veiligheid.

Om het groeiende autoverkeer in de toekomst in goede banen te leiden, wil de provincie een nieuwe oost-westverbinding aanleggen tussen Katwijk en de A4 bij Leiden: de RijnlandRoute. De RijnlandRoute moet een significante verbetering realiseren op de oost-westverbinding voor het autoverkeer. Hiermee verbetert de leefbaarheid in de regio Holland Rijnland en worden ruimtelijk-economische ontwikkelingen in de regio mogelijk. De doelstelling bestaat hiermee uit drie elementen, namelijk, autobereikbaarheid, leefbaarheid en ruimtelijk-economische ontwikkelingen. Concreet betekent het dat de RijnlandRoute een voorwaarde is voor de woningbouw op het terrein van vliegveld Valkenburg en dat het een voorwaarde is voor de verdere groei van Greenport en het BioScience Park.

2. Staat de Provincie onder druk van het bedrijfsleven om de weg aan te leggen? Nee, maar de Provincie deelt wel de mening van het bedrijfsleven dat deze weg van essentieel belang is voor de economische ontwikkeling van die regio.
3.a. U ging in op de tunnelveiligheid en noemde alleen de weefstrook als probleem. Er ligt een amendement van PS over tunnelveiligheid en de CA. Waarom heeft u niet conform dit amendement het ontwerp van CA zodanig aangepast dat het voldoet aan de tunnelveiligheidseisen of zodanig aangepast dat u tijd maakt om de eisen helder te krijgen?
3.b. Amendement van Provinciale Staten over tunnelveiligheid en Churchill Avenue. Waarom is op basis hiervan niet de ruimte gegeven om het ontwerp van Churchill Avenue aan te passen en mee te nemen in de MER?

Met het team Churchill Avenue wordt momenteel gewerkt aan optimalisaties. Deze resultaten worden met de commissie MER gedeeld en meegenomen in de weging.

Er bestaat een aparte commissie die uitspraken doet over tunnelveiligheid. Deze commissie spreekt zich pas uit als er een definitief ontwerp is, eerder niet. In deze fase kunnen we dus geen zekerheid krijgen over de tunnelveiligheid van de Churchill Avenue, ook niet na aanpassingen.

4. Wanneer is de onafhankelijke toetsing van de commissie MER gereed? Medio augustus 2011.
5. Hoe lang doet de commissie MER over haar beoordeling en hoe bindend zijn haar bevindingen?

De commissie MER heeft circa 8 weken nodig om tot haar oordeel te komen.

De commissie geeft een advies, het is aan het Provinciale Bestuur of zij dit advies opvolgen.

 
6. Een van de 5 criteria bij het besluit is 'draagvlak'. Op welke wijze gaat u deze weging vorm geven? Welke aspecten vormen de weging en welke criteria hanteert u daarbij?

Welke vorm of uitvoering het project RijnlandRoute ook krijgt, er zullen altijd voor- of tegenstanders zijn van een bepaald tracé. Elk tracé kent ook zijn min- of pluspunten.

Draagvlak is daarom een weging die niet te kwantificeren is. De Provincie Zuid-Holland zal wel naar zoveel mogelijk geluiden uit bestuur, politiek en samenleving luisteren.

7. Stelt u de 100 miljoen extra voor Zoeken naar Balans F (plus) ook beschikbaar voor de variant Churchill Avenue?

De € 100 miljoen is in het Coalitieakkoord gelabeld voor de variant Zoeken naar Balans F. Mochten na de toetsing van de Commissie m.e.r. zwaarwegende argumenten naar voren komen voor een heroverweging, dan ontstaat er een nieuwe situatie die opnieuw zal moeten worden bezien door Gedeputeerde Staten.

8.a. Waarom beschouwt u de bebouwde kom in Voorschoten niet als bebouwde kom, dus waarom mag door Voorschoten wel gevaarlijk vervoer en een weg met een ontwerpsnelheid van 80 km/h en waarom mag in Leiden geen gevaarlijk vervoer en is de ontwerpsnelheid 70 km/h?
8.b. Wat is de ontwerpsnelheid voor verkeer op de CA (80 km/u ?)
8.c. Waarom hanteert u een ontwerpsnelheid van Zoeken naar Balans van 80 km/u en bij Churchill Avenue 70 km/u?

De RijnlandRoute is door de provincie beoordeeld als een regionale stroomweg. Dit betekent dat de Rijnlandroute een weg van regionaal belang is, met een verbindende functie in het nationale hoofdwegennet. Dat geldt ook voor het deel binnen de bebouwde kom van Voorschoten. Hiermee liggen een aantal uitgangspunten voor het ontwerp van de weg vast, zoals: minimaal 2x1 rijstrook met gescheiden rijbanen, geen gelijkvloerse kruisingen (tenzij niet anders mogelijk), een rijstrookbreedte van 3,25 meter en een ontwerpsnelheid van 90 km/u.

Binnen de bebouwde kom van Voorschoten garanderen de ongelijkvloerse kruisingen een aanvaardbare verkeersveiligheid bij een snelheid van 80 km per uur. In de variant Churchill Avenue geldt een snelheid van 70km/u in de tunnel (maximumsnelheid), een veiligere snelheid, vanwege in- en uitvoegend verkeer. Buiten de tunnel is de maximumsnelheid 80 km/u. Voor gevaarlijk vervoer geldt dat deze, waar mogelijk, om een lange tunnel heengeleid moet worden. Daarom mogen op de Churchill Avenue geen gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

9. Heeft u overwogen om de voor- en nadelen van beide tracés voor andere belanghebbenden in kaart te brengen, zodat inzichtelijk wordt wie er belang heeft bij de CA-variant en bij de ZnB-variant? En wilt u ook aangeven wiens belang voor u zwaarder weegt? Hoe waardeert u de verschillende belangen in uw weging?

Deze zijn niet in gelijkwaardigheid te wegen.

Het is aan de politiek, Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten om waardering aan deze belangen te geven.

10. De NUL plusvariant, waarbij de huidige verkeersproblemen aan de oost- en westzijde van Leiden worden aangepakt, bleek uit uw studie niet goed uit te pakken. Ten opzichte van wat pakt het niet goed uit?

In de 2e fase van het MER is geen NUL-plus variant uitgewerkt.

Wel zijn bovenstaande maatregelen als een pakket meegenomen in de variant ZnB-A. De resultaten hiervan zijn verwerkt in het MER.

 
11. U noemde dat knelpunten aanpakken ervoor zal zorgen dat het verkeer verderop in Leiden vastloopt. Uit het MER blijkt dat oplossen knelpunten (ZnB-A) zorgt voor 67% minder verkeer bij Trekvlietbrug, 5% meer op Churchilllaan en slechts 1% meer op Dr. Lelylaan. Waar baseert u dan op dat het verkeer in Leiden vastloopt?

Op de Dr. Lelylaan rijden nu 25.800 motorvoertuigen per etmaal in twee richtingen. De capaciteit van de weg is 25.000 mvt/etm. Dat betekent dat er in de huidige situatie al een capaciteitsprobleem is, wat leidt tot afwikkelingsproblemen op wegvakniveau. Dit wordt in de praktijk nog versterkt door de beperkte capaciteit van de kruispunten. Bij ZnB-A groeit de intensiteit naar 35.000 mvt/etm. Dat betekent dat de weg ‘overvol’ is. Dan is er op wegvakniveau dus sprake van een structureel afwikkelingsknelpunt, versterkt door de kruispunten.

Met betrekking tot de Churchilllaan blijkt er in de statische modelberekeningen inderdaad nog capaciteit te zijn op de wegvakken. De capaciteit is circa 25.000 mvt/etm terwijl er circa 17.300 mvt/etm rijden. In de praktijk zorgt filevorming voor de kruispunten (met name Lammenschansplein, Vijf Meilaan en Haagweg) ervoor dat er in de spits toch regelmatig filevorming optreedt. Bij aanleg van ZnB-A blijft de capaciteit van de Churchilllaan 35.000 mvt/etmaal. De intensiteit neemt toe tot ongeveer 31.500 mvt/etmaal. Dit zorgt ervoor dat de I/C-verhouding toeneemt en kritisch wordt. Door de hogere verkeersintensiteiten neemt ook de vertraging rondom de aansluitingen toe, met als gevolg dat in 2020 in de spits filevorming optreedt op vrijwel de gehele Churchilllaan.

12. Waarom worden niet alleen eerst de knelpunten (de zogenaamde no regret-maatregelen) opgelost?

Deze variant is in het MER onderzocht als Zoeken naar Balans A. De maatregelen in ZnB-A zijn: verdubbeling ir. G. Tjalmaweg en aanleg bypass Oostvlietpolder. Dit zijn no-regret maatregelen, omdat deze ook deel uitmaken van het eindbeeld van zowel Zoeken naar Balans als Churchill Avenue.

Wanneer alleen tussen Katwijk en Leiden en tussen Leiden en de A4 capaciteit aan het wegennet wordt toegevoegd, neemt de verkeersdruk in Leiden (op de Churchilllaan, de Dr. Lelylaan, de Haagse Schouwweg en de Plesmanlaan) verder toe. Dit zorgt in de spits voor aanzienlijke verkeersproblemen. Deze problemen zijn groter dan in de tracéalternatieven en varianten waarin een nieuw tracédeel wordt gerealiseerd, dat is een tunnel onder de huidige verbinding of een verbinding via Voorschoten. Kortom: de problemen worden niet opgelost, maar verplaatst naar het stedelijk wegennet van Leiden. Het verkeer kan makkelijker de stad in en uitrijden, maar omdat er geen maatregelen worden getroffen aan de wegen in Leiden, loopt het verkeer daar in een fuik.

13. Kunnen ook belanghebbenden hun opmerkingen bij het MER meegeven voor de tussentijdse toetsing van de commissie MER? Of is dit alleen voorbehouden aan het team Churchill Avenue? Zo nee, hoe onafhankelijk is de toetsing van deze Commissie als ze alleen input krijgt van de provincie?

Neen, dit is een tussentijdse toetsing. Pas als het MER ter visie wordt gelegd – dit zal tezamen zijn met het ontwerp inpassingsplan – kan hierop worden gereageerd door middel van het indienen van een zienswijze.

De commissie MER is een onafhankelijke commissie die, ongeacht de afzender, neutraal oordeelt over wat ze binnen krijgt.

14. In Voorschoten staan veel huizen leeg en te koop. Sommige wel 2 of 3 jaar. Is het dan niet schrijnend om zoveel huizen te bouwen nabij vliegveld Valkenburg? En als dat laatste dan niet nodig is, dan is er toch geen steekhoudend argument voor de aanleg van de RijnlandRoute?

Zelfs zonder de aanleg van Nieuw Valkenburg blijft de noodzaak bestaan om de regio te faciliteren met een betere infrastructuur.

De mobiliteitsvraag zal namelijk voortdurend blijven toenemen in de komende jaren.

15. Waarom heft u geen tol in de Churchill Avenue-tunnel om deze zodoende te bekostigen?

Het gebruik van tolheffing komt in de provincie Zuid-Holland niet veel voor. Een voorbeeld is de Kiltunnel bij Dordrecht. Voor de Churchill Avenue-tunnel lijkt tolheffing onverstandig en bijzonder lastig te organiseren. Bij tolheffing zullen verkeersstromen anders zijn dan in een situatie zonder tolheffing. Een deel van het verkeer zal uitwijken naar wegen in de directe omgeving en daarbij de Churchill Avenue-tunnel ontzien.

Ook is bij de Churchill Avenue-tunnel geen gesloten verbinding van A naar B, zoals bij de Kiltunnel. In de Churchill Avenue-tunnel komen in- en uitritten voor. Het organiseren van tolheffing zullen we dan ook bij deze in- en uitritten moeten organiseren en dat wordt daardoor bijzonder lastig, zo niet onhaalbaar.

 
16.a. Bent u bereid om de veiligheidsrisico’s voor beide tracés goed in kaart te brengen, en niet enkel de veiligheid binnen de tunnels van de CA-variant?
16.b. Waarom discussieert en adviseert de brandweer niet nu al mee over de veiligheid in de tunnels maar gebeurt dit later? Heeft de brandweer ook al meegedacht over het CA-tracé?

Voor beide varianten is een risicoanalyse gemaakt, zoals gebruikelijk bij dergelijke projecten. Daarbij ontstonden gaandeweg veiligheidsvragen bij de tunnelvariant van de Churchill Avenue. Deze veiligheidsvragen spelen op twee niveaus: de tunnelveiligheid bij gebruik en de mogelijkheden om de tunnel veilig te kunnen bouwen. Daarom is voor de Churchill Avenue een uitgebreidere analyse gemaakt dan gebruikelijk, om duidelijk te krijgen of elke variant ook daadwerkelijk is aan te leggen.

Ook bij Voorschoten is sprake van een tunnel, deze is niet nader onderzocht op veiligheidsrisico’s omdat dit een ‘gewone’ tunnel betreft. Dergelijke tunnels komen we in Nederland in verstedelijkte gebieden vaker tegen: verhoudingsgewijs is hij kort en er is geen sprake van ondergronds in- en uitvoegend of wevend verkeer. De brandweer is betrokken bij en bekend met de veiligheidsissues ten aanzien van de tunnels.

17. Waarom wordt er geen samenhangend plan gemaakt voor zowel de RijnlandRoute als de RijnGouweLijn, waarin zowel trein, bus, tram als autoverkeer integraal worden benaderd?

Zo’n samenhangend plan is er en maakt deel uit van de zogenaamde IBHR, of wel de integrale visie op de ontwikkeling van Holland Rijnland. In de IBHR staat dat voor het oplossen van de verkeersproblemen in Holland Rijnland, beide oplossingen nodig zijn. Ook is uit het MER tweede fase voor de RijnGouwelijn gebleken dat het effect van de RijnGouwelijn op de verkeersintensiteiten in de spits beperkt is (maximaal 1%).

In de dynamische modelberekeningen is wel rekening gehouden met de RijnGouwelijn. De RijnlandRoute en de RijnGouwelijn zijn elkaar aanvullende modaliteiten. Hierbij is aangesloten bij de meest recente inzichten die hierover bestaan binnen de provincie Zuid-Holland (ten aanzien van het tracé, de haltes en de frequentie).

18.a. Het exacte tracé van de varianten door Voorschoten is niet bekend. Wat is de betekenis voor de buitenplaats Berbice en het daarom heen liggende - door de provincie zelf vastgestelde- landgoedbiotoop?
18.b. Waarom staat u bij de aanleg van de F-variant toe, dat uw eigen beleid t.a.v. de bescherming van Landgoederen (o.a.Berbice en Zuidwijk) met voeten wordt getreden?

De landschapsaspecten en cultuurhistorie zijn wel degelijk in het MER opgenomen. Het is aan Provinciale Staten hierover een weging te doen en daarover tenslotte te besluiten.

19.a. U noemde een aantal gehinderden door de aanleg van de varianten Churchill Avenue (CA) en Zoeken naar Balans (ZnB). Dit zijn alle bewoners binnen 50 m van de aan te leggen weg. Hoe weet u dat al deze inwoners last zullen hebben van de aan te leggen weg?
19.b. U heeft het aantal gehinderden voor de Churchill Avenuevariant (CA-variant) en de ZoekennaarBalansvariant (ZnB-variant) in kaart gebracht. Volgens welke criteria komt deze hoeveelheid mensen tot stand?
19.c. Heeft u daarbij de bereikbaarheid van de omwonende burgers meegenomen?
19.d. Op basis van welke criteria komen de aantallen gehinderden tot stand die u in de presentatie aangaf?

Er bestaan geen normen of richtlijnen voor het aantal meters dat de overheid moet aanhouden om hinder in kaart te brengen. De provincie heeft een zone van 50 meter als indicatie aangegeven. Daarnaast is ook nog naar de zone tussen 50 en 100 meter gekeken. Dit staat los van onderzoeken naar lucht, geluid en gezondheid die uitgevoerd zijn in het MER conform de daarvoor geldende richtlijnen.

De beschouwing is uitgevoerd om een indruk te krijgen van de omvang van de hinder tijdens de bouw. Deze hinder betreft verschillende vormen: verminderde bereikbaarheid, geluidsoverlast, verminderd uitzicht, stofoverlast, vervuilde wegen door werkverkeer, regelmatig wisselende omleidingsroutes.

20. Hoe weet u dat deze bewoners allen last zullen hebben van de aan te leggen weg?

Dat is niet vast te stellen. Daarom is het een beschouwing om een indruk te krijgen over hoeveel mensen er binnen de contouren van 50 of 100 meter werken en wonen.

Of iemand wel of niet hinder ondervindt van de werkzaamheden heeft ook met persoonlijke omstandigheden te maken.

 
21.a. Waarom bent u niet ingegaan op de fijnstofproblematiek, dus zeggen dat u onderzoek heeft gedaan op 10 um en niet de kleinere variant ultrafijnstof?
21.b. Welke referentie of literatuur hanteert u voor deze aanname van aantallen?

Voor de kleinere fijnstofdeeltjes (PM2,5 en PM0,1) is het met de huidige modellen (nog) niet mogelijk om berekeningen uit te voeren. Hiervoor zijn geen achtergrondgegevens en emissiefactoren opgenomen in de rekenkundige modellen. Voor PM2,5 geldt dat bij besluitvorming vóór 2015 geen toetsing aan deze grenswaarde nodig is. Bovendien is de verwachting dat als wordt voldaan aan de grenswaarden voor PM10, we ook voldoen aan de grenswaarden voor PM2,5. Anders gezegd: met wat we nu weten over fijnstof en met de rekenmodellen die nu beschikbaar zijn voldoen beide tracés aan de norm. Ingaan op kleinere varianten is met de bestaande kennis nog niet mogelijk.

Uitgangspunt hierbij is het achtergrondrapport Luchtkwaliteit van het MER 2e fase. Dit rapport is opgesteld conform de huidige wet- en regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. De beschouwing is uitgevoerd voor de situatie zoals deze in het jaar 2020 verwacht wordt. Waarop deze verwachting is gebaseerd is terug te lezen in het MER en het genoemde achtergrondrapport bij het MER (te downloaden via www.rijnlandroute.nl).

22. Heeft u voor het maken van uw afweging, ook de voor- en nadelen van beide tracés bekeken voor de bewoners uit omliggende wijken?

Ja, in het kader van de lucht- en geluidonderzoeken voor de eindsituatie is de volledige omgeving bekeken waarop het tracé invloed heeft.

Om het aantal gehinderden in de bouwfase te bepalen is alleen gebruik gemaakt van de contouren van 50 en 100 meter.

23.a. Heeft de Provincie er moeite mee een variant te kiezen die slecht is voor natuur, cultuurgoed, welzijn van de bewoners van aanliggende dorpen, gezondheid van de bewoners van aanliggende dorpen?
23.b. Waarom noemde u niet dat ZnB vooral positief scoort door een betere gezondheidscore langs de N14 en de N44, terwijl langs het ZnB-tracé de gezondheid slechter scoort?
23.c. Bent u bereid om de kwaliteit aan de lucht bij beide varianten en de daaraan verbonden risico’s voor de gezondheid te bezien in de reële gevolgen – ziekte, eerder doodgaan van mensen? (en niet enkel als ‘binnen de norm of buiten de norm’) en dan te kijken hoeveel mensen dit lot treft indien de CA-variant wordt gekozen?

In het MER is de luchtkwaliteit weergegeven voor het gehele studiegebied en voor alle concentratie-intervallen (zowel onder als boven de normen). Tevens zijn de uitkomsten van het luchtkwaliteit-onderzoek gebruikt als input voor de Gezondheidseffectscreening (GES-onderzoek).

Ook hierbij is rekening gehouden met de effecten op gezondheid bij concentraties onder of boven de normen. Deze normen zijn ontwikkeld om risico’s voor de gezondheid in reële gevolgen te rationaliseren. Met name waar het gaat om effecten van ingrepen op mensen, welzijn en natuur, komen grote verschillen voor die niet eenvoudig te voorspellen zijn. Daarom werkt de provincie met de kwalificatie ‘binnen of buiten de norm’.

24.a. Bent u bereid om de veiligheidsrisico’s voor beide tracés goed in kaart te brengen, en niet enkel de veiligheid binnen de tunnels van de CA-variant?
24.b. Welke overwegingen liggen er ten grondslag aan wel het toestaan van giftransporten over te ZnB-variant, te meer daar er langs dit tracé evengoed tienduizenden mensen wonen?
24.c. Hoe zit het met de toename van de ‘giftransporten’ over het tracé van Zoeken naar Balans?

In MER-termen wordt in dit kader gesproken transport van gevaarlijke stoffen. Ten behoeve van het MER is een extern veiligheidsonderzoek uitgevoerd, waarin het transport van gevaarlijke stoffen is behandeld. Dit is voor alle routes onderzocht. Op dit moment vindt transport van gevaarlijke stoffen in de oost-west richting en vv plaats via de Utrechtsebaan in Den Haag. Daarmee worden in dit dichtbevolkte gebied alle normen overschreden.

Bij de variant Churchill Avenue blijft deze situatie gehandhaafd, omdat gevaarlijke stoffen niet door de bebouwde kom mogen worden vervoerd. Bij de ZnB variant verplaatst dit vervoer zich en wordt de Utrechtsebaan op dit gebied voor 90% ontlast. De route ZnB gaat voor een klein deel via de bebouwde kom en is op dat deel ondertunneld. Dat maakt het risico lager dan op de Utrechtsebaan. De provincie realiseert zich dat voor de bewoners in Voorschoten het risico hoger ligt dan nu het geval is.

25. Hoeveel en welke huizen moeten worden gesloopt? Daar is geen nadere informatie over.

Het onderstaande overzicht betreft de woningen of maatschappelijke voorzieningen die binnen de invloedssfeer van het tracé liggen in de aanlegfase. Hierbij is (met uitzondering van de manege) het uitgangspunt dat zodra de kavel geraakt wordt, de woning gesloopt moet worden.

Hiervoor zijn geen richtlijnen en is naar eigen inzicht beoordeeld of een pand opgenomen is in de lijst, of dat de verwachting is dat in het inpassingsontwerp de woningen gespaard kunnen worden als gevolg van optimalisaties. Pas na het inpassingsontwerp is een definitieve lijst op te stellen.

Klik op de afbeelding voor een grotere weergave.
 
26. Is een snellere reistijd goed voor de economische ontwikkeling?

In theorie wel. Locaties worden beter bereikbaar en daardoor aantrekkelijker als vestigingsplaats (voor bedrijven) of als woonlocatie (mensen, arbeidspotentieel).

Ook is het gebruikelijk om reistijd om te rekenen in geld, vooral waar het de transportsector betreft. Minder reistijd is goedkoper transport.

27. Waarom niet de reisbaten doorgerekend per tracé?

Het MER 1e fase geeft voldoende informatie over reistijdwinst, bereikbaarheid vanuit verschillende locaties, doorgaand verkeer voor verschillende trajecten en de totale voertuigverliesuren en voertuigkilometers in het netwerk.

Daarmee is geschetst wat de algemene bereikbaarheidswinst kan zijn. Conform het amendement Loose is er overigens wel een doorberekening geweest van de reistijdbaten voor beide tracés. Deze berekeningen worden meegewogen in de besluitvorming.

28. Hoe zit het nu precies met het woon- en werkverkeer van medewerkers van het BioSciencePark? Dit wordt voortdurend als argument gebruikt bij zowel de RijnlandRoute als de RijnGouweLijn. Je komt toch òf met het openbaar vervoer òf met de auto?

De bereikbaarheid wordt zowel met het openbaar vervoer verbeterd (RijnGouwelijn) als voor automobilisten (reconstructie aansluitingen Haagse Schouwweg en Ehrenfestweg).

Het is van veel (persoonlijke) factoren afhankelijk welke vervoersvorm mensen zullen kiezen voor woon- werkverkeer. Ook kan dat per periode verschillen.

29. Volgens u pakt de zogenaamde ‘nul-plusvariant’ niet goed uit. Kunt u aangeven waarom?

Deze variant is in het MER onderzocht als Zoeken naar Balans A. De maatregelen in ZnB-A zijn: verdubbeling ir. G. Tjalmaweg en aanleg bypass Oostvlietpolder. Dit zijn no-regret maatregelen, omdat deze ook deel uitmaken van het eindbeeld van beide tracés.

Als we alleen tussen Katwijk en Leiden en tussen Leiden en de A4 capaciteit aan het wegennet toevoegen, neemt de verkeersdruk in Leiden (op de Churchilllaan, de Dr. Lelylaan, de Haagse Schouwweg en de Plesmanlaan) verder toe. Dit zorgt in de spits voor aanzienlijke verkeersproblemen.

Deze problemen zijn groter dan in de alternatieven en varianten waarin een nieuw tracédeel wordt gerealiseerd, zoals een tunnel onder de huidige verbinding of een verbinding via Voorschoten. Kortom: de problemen worden niet opgelost, maar verplaatst naar het stedelijk wegennet van Leiden. Het verkeer kan makkelijker de stad in en uitrijden, maar omdat er geen maatregelen worden getroffen aan de wegen in Leiden, loopt het verkeer daar in een fuik.

30. De grootste ergernis is mijns inziens voor de meeste verkeersdeelnemers de verkeersafwikkeling over de Lammenschansbrug. Zowel van en naar de A4 als van en naar de N11 is deze brug een ramp voor het verkeer uit Leiden Churchilllaan en uit Voorschoten. Er zijn twijfels of de nieuwe volledige N206 wel echt nodig zal zijn voor het toekomstige verkeersaanbod van en naar de A44 en vanuit Valkenburg/Katwijk. Weinig zijn de te nemen deelmaatregelen ter sprake gekomen op 15 juni. Daarom wil ik uw aandacht vragen voor een mogelijke oplossing van de grootste ergernis: Een geboorde tunnel vanaf de N206 onder de Vliet door en aansluiting gevend van en naarde Churchilllaan en van en naar Voorschoten. Zeker de helft van het verkeer dat nu over de Lammenschansbrug moet gaan zal dan ongehinderd afvloeien van en naar Voorschoten en Churchilllaan-N206. De Lammenschansbrug is dan alleen nog bestemd voor het verkeer van en naar Leiden-centrum.

Dit is een voorstel om een bypass te maken van de Europaweg (N206) naar de kruising Voorschoterweg-Churchilllaan middels een geboorde tunnel, om al het doorgaande en lokale verkeer van Leiden-West van het Lammenschansplein af te leiden. Op zich zit deze verbinding al in het MER, de berekeningen zijn al uitgevoerd in het kader van de variant Zoeken naar Balans-A. De resultaten van het MER geven aan dat ZnB-A geen volwaardig eindbeeld oplevert voor de Rijnlandroute. Wel geeft een dergelijke verbindingeen aanzienlijke verlichting voor de verkeersdruk op het Lammenschansplein.

De voorgestelde oplossing met betrekking tot een geboorde tunnel voor deze relatief korte verbinding is technisch helaas niet mogelijk. In een eerdere fase van de planstudie is vastgesteld dat een geboorde tunnel op ongeveer 20 meter diepte moet komen te liggen. Hier liggen stabiele aardlagen waar de tunnel veilig, verankerd, kan blijven liggen. Dat betekent dat er tussen de Voorschoterweg en de Vliet niet voldoende ruimte is om een geboorde tunnel te realiseren die kan worden aangesloten op de Voorschoterweg.

 
31. Is het financiële probleem van de Churchillavenue variant te verkleinen wanneer de + van de dan niet uit te voeren F+ variant gebruikt wordt? Dat geld is kennelijk beschikbaar.

Bij Churchill Avenue gefaseerd ontbreekt de tunnel onder de Lelylaan.

De € 100 miljoen die gebruikt kunnen worden bij de ‘+’ zijn niet voldoende om het gat tussen CA gefaseerd en CA eindoplossing te realiseren.

32. Waarom is bij het ontwerp van de F-variant uitgegaan van een maximum snelheid van 80 km/uur en wordt daarmee Voorschoten de enige plaats in Nederland, waar binnen de bebouwde kom harder mag worden gereden dan 50 km/uur?

De snelheid van de F-variant komt voort uit de functie van de weg: het is een provinciale doorstroomweg. Op provinciale wegen kan, ook binnen de bebouwde kom harder worden gereden dan 50 kilometer per uur.

Er zijn dan ook voldoende voorbeelden te noemen van gemeenten waar de snelheid binnen de bebouwde kom hoger is dan 50 km/uur. Bijvoorbeeld op de doorgaande weg in de gemeente Katwijk en op de noordelijke randweg in Den Haag.

33. Waarom wordt de extra €100 miljoen van mevrouw Schultz (€ 97 miljoen extra gebiedsbudget voor de RijnlandRoute) niet gebruikt voor het verlengen van de tunnel door Voorschoten, maar waarschijnlijk wel voor het anders inpassen van de aansluitingen op de A4 en A44?

De Provincie zal in de komende periode bezien hoe de gelden precies worden besteed.

Ook andere plekken dan Voorschoten hebben vanzelfsprekend recht op goede inpassingsmaatregelen.

34. Waarom vindt u het verplaatsen van 90% van de gevaarlijke transporten vanaf de Utrechtse Baan in Den Haag naar Voorschoten wel acceptabel, terwijl u aangeeft, dat u dat niet door de bebouwde kom van Leiden wilt hebben?

De transporten met gevaarlijke stoffen zullen met de aanleg van nieuwe wegen ook hun routes aanpassen.

Voor de precieze effecten verwijzen we u naar het 2e fase MER RijnlandRoute, achtergrondrapport Externe Veiligheid. Dit rapport kunt u downloaden via www.rijnlandroute.nl.

35.a. Is bij de variant Zoeken naar Balans F al aan te geven, wat de maatregelen zullen zijn tegen de geluidshinder en wat daarvan de kosten bedragen? De Churchill-Avenue kent geen extra geluidshinder, integendeel. Dus als u de vergelijking wilt maken in de kosten, zult u die kosten bij de F-variant moeten mee tellen. Hetzelfde geldt voor de kosten van onteigening en sloop. Wat is daarvoor opgenomen in de F- variant?
35.b. Wat heeft u in de begroting voor de F-variant opgenomen voor de kosten van planschade, welke claims ongetwijfeld zullen volgen?

De Provincie Zuid-Holland heeft reserveringen voor deze maatregelen meegenomen in haar ramingen.

Voor planschade zijn reserveringen gemaakt. De financiële vergelijking tussen beide tracés gebeurt dus al met inbegrip van de door u genoemde extra kosten voor Zoeken naar Balans.

 
36. Waarom trekt u geen lering uit eerdere ervaringen in een aantal grote buitenlandse steden, met betrekking tot verkeerstunnelbouw en de daarbij behorende veiligheidsaspecten, zoals bijvoorbeeld op- en afritten, weven e.d.? Waarom hier in Nederland opnieuw voor veel geld het wiel uitvinden?

Toe- en afritten in tunnels zijn ook in Nederland toegestaan, net zoals in het buitenland. Echter in dat geval moet er in Nederland worden voldaan aan de eisen die omschreven staan in de Nederlandse Tunnelwet.

Ook moet worden voldaan aan de eisen die worden gesteld door de hulpdiensten, de beheerder, de bediener van de tunnel (operator) en het bevoegde gezag (bijvoorbeeld gemeenten) aan een veilige doorstroming en de beschikbaarheid van de tunnel. Op dit gebied bieden ervaringen in het buitenland geen uitkomst.

37. Wat is voor de Provincie het grootste minpunt van de Churchillavenue variant? Waarom heeft het vorige college gekozen voor de F+ variant? Waarom wordt de Churchill Avenue-variant zo consequent negatief door u benaderd i.p.v. met een positieve grondhouding? Komt dat omdat het besluit de facto al genomen is, of omdat u moeite hebt met een burgerinitiatief en eigenlijk vindt, dat dat per definitie niet goed kan zijn?

De Provincie heeft respect voor de professionele wijze waarop het burgerinitiatief Churchill Avenue tot stand is gekomen. Deze variant is dan ook volwaardig meegenomen in de milieueffectrapportage. De Provincie ziet in deze variant ook de verkeersoplossende meerwaarde voor de stad Leiden. Ook op het gebied van milieu en economische effecten heeft Churchill Avenue voordelen voor Leiden.

Daarnaast kent de Churchill Avenue variant haken en ogen ten aanzien van risico’s. Deze zitten met name in de tunnelveiligheidsaspecten, -eisen en -wetgeving. Het besluit van het tracé is nog niet genomen door Gedeputeerde en Provinciale Staten. Eerst vindt nog een onafhankelijke toetsing van de commissie MER plaats.

38. Wat is de winst van de F variant voor het lokale Leidse verkeer? Lost de F variant de hinder bij het Lammenschansplein op?

De F-variant trekt het doorgaande verkeer weg uit Leiden. Onderdeel van deze variant is tevens een bypass door de Oostvlietpolder. Het Lammenschansplein zal hierdoor in hoge mate ontlast worden.

De F-variant is overigens bedoeld om een oplossing te bieden voor de regionale verkeersdruk. Dit heeft een positief effect op de situatie in Leiden, maar is daar niet voor ontwikkeld.

39. Heeft u voor het maken van uw afweging overwogen om de voordelen en nadelen van beide tracés voor bewoners uit de omliggende wijken in kaart te brengen?

Voor- en nadelen voor bewoners hangen samen met de uitkomsten uit het MER. Daarnaast zijn er nog andere voor- en nadelen, zoals een risicoanalyse.

De uitkomsten vallen voor beide tracés verschillend uit, maar wel voor beide binnen Europese wet- en regelgeving.

40. Heeft u bij de afweging van voor- en nadelen de bereikbaarheid tijdens en na de bouw zwaar mee laten wegen?

Bouwoverlast is één van de criteria voor het maken van een keuze.

Daarbij speelt ook de periode waarbinnen de bouw afgerond kan worden, een rol.

 
41. Heeft u overwogen om te beginnen met het oplossen van knelpunten (verbreden Tjalmaweg, Lammenschansbrug) en het ondertunnelen en verbreden van de Dr. Lelylaan als minimum optie die financieel haalbaar is?

Beginnen met het oplossen van de knelpunten aan de Tjalmaweg en de Lammenschansbrug vormen de zogenaamde no regret maatregelen. Deze maatregelen zijn opgenomen in een faseringsvariant, te weten ZnB-A. De resultaten van de beoordeling van deze variant is opgenomen in het MER. De verdubbeling op maaiveld van de Dr. Lelylaan is op zich geen alternatief voor de RijnlandRoute. Wel maakt deze verdubbeling deel uit van de gefaseerde Churchill Avenue variant.

De resultaten van deze beoordeling zijn ook opgenomen in het MER. Uit de resultaten voor dit gedeelte van het tracé blijkt dat verdubbeling op maaiveld van de Dr. Lelylaan geen alternatief is voor de RijnlandRoute. U kunt een exemplaar van het MER downloaden op de website.

42. Hoe zit het met de kosten-baten van de Nul variant?

In het kader van het MER is het niet verplicht om een kosten-batenanalyse te maken van de verschillende varianten.

Dit is in een eerdere fase van het Planproces wel gedaan, maar niet voor de Nul-variant.

43. Wat zijn de effecten op het uitgaand- (stad uit) verkeer en inkomende verkeer?

In het kader van het MER is geen onderscheid gemaakt naar herkomst en bestemming van het verkeer, maar wordt de verkeersbelasting van het wegennet bepaald en de effecten daarvan op de omgeving.

Bij de verkeersmodelberekeningen worden alle verkeersbewegingen, dus zowel stad in als stad uit, op dezelfde wijze gefaciliteerd. Dat wil zeggen dat voor elke verplaatsing, met het verkeersmodel, een logische route wordt berekend. De effecten van alle afzonderlijke ritten zijn, gecumuleerd per wegvak, weergegeven in het MER.

44. Wat betreft te slopen panden: zijn daar monumenten bij c.q. panden met een cultuurhistorische waarde?

Dit is afhankelijk van de ligging van het voorkeurstracé in de Oostvlietpolder.

Bij de zuidelijke ligging (ten opzichte van het gasverdeelstation; zoals in het 2e fase MER onderzocht bij het tracéalternatief N11-west) worden mogelijk panden van rijksmonument Paardenboerderij Elzahoeve gesloopt.

Bij de noordelijke ligging (zoals in het 2e fase MER onderzocht bij Zoeken naar Balans) wordt het rijksmonument Zelden te Passe verplaatst.

45. Zijn de archeologisch waarden in het buitengebied goed onderzocht; met name waar het tracé de strandwallen doorkruist?

Adviesbureau Raap heeft de archeologische waarden in het gehele plangebied onderzocht.

Dit is te vinden in ‘2e fase MER RijnlandRoute, achtergrondrapport Archeologie’. Het rapport is te downloaden via www.rijnlandroute.nl.

 
46. Hoeveel verkeer zal er over het tracé van de F variant rijden als er na de A 44 geen opritten meer zijn? Is wel eens uitgerekend wat de kosten per voertuig zijn?

Op het gedeelte van ZnB-F tussen de A44 en de A4 is berekend dat hier in de toekomst 37.000 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm) rijden in twee richtingen samen.

In het eindbeeld van ZnB is dit 42.400 mvt/etm. In het kader van het MER zijn geen kostenberekeningen uitgevoerd per voertuig.

47. Als dezelfde berekening wordt gemaakt voor de Churchillavenue, wat zijn dan de kosten per voertuig dat er van gebruik maakt? In het kader van het MER zijn geen kostenberekeningen uitgevoerd per voertuig.
48. Als er een OV verbinding met bussen van Leiden naar de kust moet komen (nu de RijnGouwe lijn niet doorgaat) welke infrastructuur moet dan gebruikt worden in geval van de F variant? De Churchill Avenue is ook voor het OV met meerdere op- en afritten een superieure oplossing.

De aanleg van de RijnlandRoute heeft geen effect op de inrichting van het openbaar vervoer. Welke lijnen er zullen rijden is een zaak van de concessiehouder in het gebied. Het ligt voor de hand dat het huidig openbaar vervoer dat gebruik maakt van de Churchillaan, wellicht voor het doorgaande deel gebruik zal maken van de Churchill Avenue, of gebruik blijft maken van de Churchilllaan.

Bij aanleg van Zoeken naar Balans lijkt het eveneens logisch om gebruik te blijven maken van de Churchilllaan. Of, en zo ja welke, lijnen gebruik zullen maken van Zoeken naar Balans is op dit moment niet aan te geven.

49. Wat zijn voor de Provincie de pluspunten van de F+ variant?

Zoeken naar Balans (F+) is een robuuste oplossing voor een groeiend regionaal verkeersprobleem in Holland Rijnland.

De variant Zoeken naar Balans heeft als grootste voordelen dat de oplossing robuust is, ook in geval van calamiteiten, dat deze met relatief bescheiden bouwoverlast is in te passen en dat deze budgettair uitvoerbaar is.

50. Wat zijn voor de aanliggende dorpen zoals Voorschoten en Wassenaar de voordelen van de F+ variant? Voorschoten en Wassenaar kunnen net als alle andere gemeenten in de regio profiteren van een nieuwe aansluiting tussen de A44 en de A4 en een verbrede weg richting Katwijk.
 
51. Is onderzocht hoeveel doorgaand verkeer, dat nu over de Churchillaan rijdt (20%, en volgens een toehoorder minder dan 10%), zal rijden over de F+ variant?

In het kader van het MER is dit niet berekend.

Wel is berekend dat er bij Zoeken naar Balans en Zoeken naar Balans F ong. circa 30% minder verkeer op de Churchilllaan rijdt.

52. Is onderzocht hoeveel doorgaand verkeer en hoeveel bestemmingsverkeer zal rijden over de Churchilllaan, wanneer de F+ variant is aangelegd?

Als definitie van doorgaand verkeer hanteren we het verkeer dat de gehele route Europaweg – Churchilllaan – Dr. Lelylaan – Plesmanlaan tussen de A4 en de A44 afrijdt, en dus niet in Leiden zijn herkomst of bestemming heeft. Dit geeft de volgende percentages:

- doorgaand verkeer bij aanleg ZnB-A: circa 15% (circa 6.500 mvt/etmaal);
- doorgaand verkeer ZnB en ZnB-F: <1% (<500 mvt/etmaal; doorgaand verkeer in ZnB maakt dus vrijwel uitsluitend gebruik van de nieuwe verbinding door Voorschoten);
- doorgaand verkeer CA: Circa 30% (circa 20.000 mvt/etmaal).
De rest is dus lokaal ofwel bestemmingsverkeer.

53. Waarom een weg door Voorschoten?

Het gaat de provincie niet om een weg door Voorschoten, maar om een tracé dat binnen wettelijke normen en binnen budgettaire kaders een oplossing biedt voor een regionaal verkeersprobleem.

Een van de oplossingen daarbij is een weg die voor een deel ondertunneld door Voorschoten loopt.

54. Voorschoten en Wassenaar hebben er niets aan. Voor buurstad Leiden worden dan een aantal dorpen opgeofferd: Landschapsvervuiling, maar ook de directe omgeving van bewoners wordt lelijk, permanent. Stiltevervuiling, permanent. Luchtvervuiling, permanent. Lichtvervuiling, permanent. Niet alleen staat ons huis hier (van velen er vlak naast), we fietsen hier, we wandelen hier, we genieten hier. De aanleg van de RijnlandRoute gebeurt om regionale verkeersproblemen in de nabije toekomst op te lossen en te voorkomen en om groei en ontwikkeling van deze regio te bevorderen.
55. De wettelijke normen zijn voor direct betrokkenen niet relevant.

De provincie realiseert zich dat de keuze voor elk tracé altijd individuele effecten heeft die positief of juist negatief zijn.

Wettelijke normen zijn ontwikkeld om los van individuele effecten een afgewogen besluit te kunnen nemen.

 
56. Stel dat de kosten voor beide varianten even hoog zijn, welke heeft de voorkeur van de Provincie?

Kosten zijn niet het enige criterium waar de provincie de keuze op baseert.

Hoewel het budget de ruimte aangeeft waarbinnen we kunnen opereren, baseren we de keuze mede op het verkeeroplossend vermogen van verschillende tracés, de milieueffecten en de risico’s bij aanleg en gebruik van beide tracés.

Dit alles bij elkaar is de basis voor het te nemen besluit.

57. Is het risico van ongelukken in de Churchillavenue variant op te lossen met de ideeën van een toehoorder, namelijk minder hard rijden dan 70 km. per uur en/of minder 'weef-momenten'?

Lagere snelheden en het beperken van de weefbewegingen leiden tot een ander veiligheidsprofiel in de tunnel en daarmee neemt de ongevallenkans af.

Het oplossend vermogen van de route (doorloopcapaciteit en dergelijke) neemt daarbij ook af.

58. Zijn er mensen die bezwaren hebben tegen de Chuchillavenue variant?

Ja die zijn er.

Met name winkeliers die in het bouwgebied van de Chuchill Avenue gevestigd zijn en hinder zullen ondervinden van bouwoverlast, vrezen voor een faillissement van de onderneming.

Daarnaast zijn er ook omwonenden die overlast vrezen door verhoogde verkeersdruk tijdens de bouw.

59. Zijn er mensen die geen bezwaren hebben tegen de F+ variant?

Ja, deze mensen zijn er, dit zijn dezelfde partijen die tegen aanleg van de Churchill Avenue zijn.

Overigens zijn er ook grote groepen mensen die geen voorkeur voor een variant hebben, maar wel behoefte hebben aan de RijnlandRoute.

60. Zijn de antwoorden op de vorige twee vragen relevant voor de Provincie?

Deels zijn deze antwoorden relevant.

Ze wegen voor een deel mee in de besluitvorming, maar worden gewogen tegen feiten als risicoanalyse, uitvoerbaarheid en budget.